De uitvinding van sprookjes is een interessant proces. Al duizenden jaren worden sprookjes verzameld, doorverteld en geschreven in verschillende culturen en landen. Met de komst van de schriftelijke versie van sprookjes en de uitvinding van de boekdrukkunst werd het mogelijk om het vertelgenootschap van oude verhalen te verspreiden over de hele wereld.

Oude volkeren hebben sprookjes verzameld uit mondelinge traditie. Verhalen werden overgeleverd van generatie op generatie en veranderen van bron tot bron. Sommige verhalen zijn gebaseerd op de waarneming van de natuur en hebben symbolische elementen. Andere verhalen zijn gebaseerd op vroegere historische gebeurtenissen en legendarische helden.

De eerste schriftelijke versie van sprookjes is gevonden in het oude oosten, waar verhalen werden opgeslagen op loodplaten in de loop der eeuwen. Deze verhalen werden gecombineerd met poëzie, muziek, toneel en schilderijen.

Met de uitvinding van de boekdrukkunst door Johannes Gutenberg in 1440, werden deze verhalen verspreid over de hele wereld. Een van de eerste sprookjesboeken was het Sprookjesboek van de Brothers Grimm, dat werd gepubliceerd in 1812. Dit boek werd over de hele wereld uitgegeven en gelezen door kinderen en volwassenen.

Sindsdien zijn sprookjes uitgegroeid tot een populair onderdeel van de wereldliteratuur. Verhalen als ‘Cinderella’ en ‘Sneeuwwitje’ zijn nu een onderdeel van ons culturele erfgoed en worden nog steeds gelezen en verteld.

De uitvinding van sprookjes heeft een grote invloed gehad op onze cultuur, tradities en religie. Sprookjes zijn een belangrijk onderdeel van de mondelinge traditie. Ze bieden een kijk op de wereld en de mensen die erin leven. Sprookjes inspireren creativiteit, laten kinderen dromen, leren kinderen les en verbeteren hun fantasie. Ze laten ons ook leren van onze verleden fouten, inspireren en leren ons waarden en lessen.